- kapotmaken
- {{kapotmaken}}{{/term}}1 [stukmaken] 〈aan stukken〉 casser; 〈beschadigd〉 abîmer; 〈defect〉 détraquer; 〈gescheurd〉 déchirer2 [doodmaken] refroidir♦voorbeelden:1 verdriet maakt iemand kapot • le chagrin démolit qn.zij maakt alles kapot • elle est brise-tout
Deens-Russisch woordenboek. 2015.